Wanneer een sporter succesvol is, wordt er vaak benadrukt dat hij of zij hier ontzettend hard en gedecideerd voor heeft getraind. ‘Hard work pays off’ is wat er dan wordt gezegd. Als zangers of acteurs (en in mindere mate dansers) de top bereiken wordt vooral benadrukt hoe getalenteerd ze zijn. Blijkbaar kunnen wij, podiumkunstenaars, aan de top komen met onze genen als vlaggendragers.
Een overdenking: Wat is talent? Dit is een heel moeilijke vraag om te beantwoorden. Het moet iets natuurlijks zijn, een aanleg. Maar een aanleg voor wat? Niemand wordt geboren met alle kerktoonladders in zijn hoofd of met de tekstbehandeling van Pierre Bokma. Niemand wordt geboren met het geheugen van een schaakmeester en niemand wordt geboren met de reflexen van Rafael Nadal. Pas op de plaats; deze laatste twee voorbeelden klonken toch behoorlijk als talent. Helaas niet: het blijkt dat de schaakmeester niet veel beter zal zijn in een potje memory en Rafael Nadal zal niet veel sneller reageren tijdens een potje tafeltennis dan jij en ik. Talent heeft minder invloed op kunde dan ik lang heb aangenomen. Misschien heeft talent te maken met intelligentie of muzikaliteit (maar hoe definieren we dit?) of anders met interesse en motivatie (maar is dit aangeboren of aangeleerd?). Uit onderzoek blijkt dat de sleutel tot succes zich in ieder geval niet in onze genen bevindt.
Als we gaan zoeken vinden we die sleutel in eerste instantie in de mogelijkheid tot ontwikkeling. Mogelijkheid tot ontwikkeling gaat niet alleen over geld – al komt dit goed van pas – maar meer nog over verborgen voordelen. De verborgen logica van het succes. Van je broertje tot je basisschool tot je voetbalclub: alles kan je een verborgen voorsprong geven op je leeftijdgenoten. Juist deze voorsprong (waar niets genetisch aan is) noemen we vaak talent.
“The people who stand before kings may look like they did it all by themselves, but in fact they are invariably the beneficiaries of hidden advantages and extraordinary oppurtunities and cultural legacies that allow them to learn and work hard and make sense of the world in ways others cannot.’ (Malcolm Gladwell)
Hoe hard en hoe slim je oefent geeft uiteindelijk de doorslag in succes. We zijn de 100 meter niet steeds harder gaan lopen doordat we getalenteerder zijn geworden, maar doordat we beter weten hoe we moeten trainen. Met kennis over talent kunnen we de ontwikkeling daarvan verbeteren. Dit gebeurt al veel in sport, maar naar mijn idee nog te weinig in zangonderwijs. Daarin noemen, benoemen en – bovenal – belonen we talent misschien wel teveel. Het talentvolle kereltje weet niet dat hij stiekem al heel veel heeft geoefend (en waarom zou hij?) en het jochie zonder talent denkt dat hij er dus nooit kan komen. De vermeende aanwezigheid of afwezigheid van wat wij talent noemen, remt iedereen af als we het aandeel van natuurlijke aanleg overschatten en daarnaast niet focussen op het belang van toegewijde en ‘slimme’ training.
Laten we niet vergeten dat de grootste successen niet komen van je genen, maar van duizenden uren training. Dat is soms moeilijk: wij als podiumkunstenaars oefenen iedere dag om het ambacht op talent te laten lijken. Blijkbaar is die missie geslaagd.
*Deze blog is geschreven naar aanleiding van het lezen van ‘Bounce’ van Matthew Syed.
Terug naar overzicht